Op de laatste dag van het jaar, precies in het laatste uur. Wanneer de inwoners zich opmaken voor het nieuwe jaar en alle klokken voor de laatste keer elf uur slaan, begint het te rommelen in de stad. In plaats dat de inwoners in paniek de stad uitvluchten vullen de pleinen zich. De bewoners dragen lantaarns om het jaarlijkse schouwspel te verlichten.
De toeschouwers beginnen te klappen en te juichen. Vanuit een donkere steeg stormt een roodbruine stier het plein op. Briesend steigert hij bulderend naar de hemel. Opeens vult de lucht zich met rook en vuur. Vanuit de rook verschijnt er een geschubde donkergroene draak. Sierlijk vliegt hij naar de stier en met zijn klauwen pakt hij hem bij zijn hoorns. Al brullend trekt hij de stier de hemel in. Hoger en hoger. Ze verdwijnen steeds verder de donkerte in. Het wordt doodstil op het plein. Verwachtingsvol kijkt het publiek naar de hemel.
Het is vijf voor twaalf. De hemel breekt open en plots dwarrelt er een regen van fonkelende diamanten neer. Iedereen kijkt met open mond naar de gebeurtenis, maar weet ook dat alle diamanten zullen smelten voordat ze de grond raken. Als sneeuw voor de zon. Te midden van deze glinsterende regen verschijnt een gigantische witte draak met hoorns. Zijn glanzende witte schubben weerkaatsen het licht van de honderden lantaarns. De draak en stier zijn in elkaar versmolten; in de volksmond noemt men hem de Drakenstier.
Eenmaal per jaar verschijnt hij en brengt de inwoner geluk en voorspoed. Precies om klokslag twaalf uur spuwt de Drakenstier een helder vuur dat de stad verlicht. Wanneer het nieuwe jaar is aangebroken, is de Drakenstier verdwenen. Voor een heel jaar lang...